Hendrik van Vlaanderen, graaf van Lodi, belooft aan bisschop Frederik II van Utrecht en graaf Willem III dat hij samen met heer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, vóór 26 oktober te Woudrichem uitspraak zal doen in het geschil tussen de bisschop en de graaf enerzijds en Reinoud van Gelre en die van Lienden anderzijds, waarbij zij zullen bepalen dat die van Lienden het door hen afgebroken huis te Dellenburg weer moeten opbouwen, en dat (zij) Willem de Cuser en diens gezellen de aangerichte schade zullen vergoeden.
Henric van Vlaenderena, grave van Lode.
Wi Heynric van Vlaendren, grave van Lode, maken cond allen den ghenen die desen brief zulle sien jof horen lesen dat wi gheloeft ende gheloven met desen brieve here Vrederic, bi der ghenaden Gods biscop van Utrecht, ende onsen lieven neve heren Willaemb grave van Heynnegouwenc, van Hollandd, van Zeelande ende here van Vriesland, dat wi met onsen lieven neve heren Janne van Heynnegouwenf, here van Baumont, alse wi onse segghen zullen segghen dat wi op hebben tusken den biscop van Utrecht, den grave van Heynnegouweng ende van Hollandh ende haren helpers op die ene side ende onsen lieven neve Reynaut van Ghelre, dien van Lienden ende horen helpers op die ander side, dat wi comen sullen tote Woudrichem van morghen binneni viertien nachten, zegghen zullen in den eersten van dien segghen dat die van Lienden dat huys tote Dellenburch j tote des biscops van Utrech ende des sgraven behoef van Hollandk voirs. weder op maken zullen also goed alst was eer sijt braken, bi onser twier segghen, binnen also corter tijd alse sijt met reden maken moghen, ende dat voirt l Willem den Cuser en sinen ghesellen m die met hem op den huse waren ghelden zullen alsulke scade als si hem deden; sonder arghenlist.
In oirkonde desen brieve bezeghelt met onsen zeghele. Ghegheven toter Horst bi Rienenn des vridaghes na sinte Denijs dach int jaer M CCC XIXo.