Graaf Willem III vergeeft Willem van Tetterode de misdaden door deze begaan in het schoutambacht van Wieringen.
Willem van Tetroede.
Een streep door het begin van de tekst.
In beide afschriften B en C was de oorkonde gedateerd in het jaar 1320, en dat zal dan ook de datering in het verloren register zijn geweest; de oorkonde zou dan op 10 april van dat jaar zijn uitgevaardigd. In B heeft een andere, contemporaine hand het jaartal evenwel gecorrigeerd tot 1321; hetzelfde deed hij met de in dat register volgende oorkonde, nr. KE 36 (zie de kopnoot aldaar). Dit leidt in het geval van de onderhavige oorkonde tot de bovenstaande datering. Uit het itinerarium van de graaf blijkt dat deze laatste datering ongetwijfeld correct is: van 28 april tot 1 mei 1321 verbleef hij inderdaad te Dordrecht, terwijl hij van 27 maart tot 1 mei 1320 in Le Quesnoy aanwijsbaar is.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema grave van Henegouwenb etc. maken cond etc. dat van alre broke ende misdaet die Willaemc van Tetrodend misdaen hevet jof misdaen mochte hebben in den scoutambocht van Wiringhere land, dat wij hem bevolen hadden van onsen weghen te verwaren, die wi hem ane ghetoghen hebben tote op den dach toe van huden, hem quite ende vri ghescouden hebben ende quite scelden, ende hebben hem daer of onsen evelenmoet vergheven.
In orkonde desen brieve etc. Ghegheven tote Dordrecht des donresdaghes na beloken Paeschen int jaer ons Heren M CCC eenf ende twintich.
Per dominos Zudensemg, Symonemh de Benteni, Gherardumj k Raporst, Danieleml de Merewedem milites, Jan de Berghenn, Jan dero Pollanenp et alios.