Rooms-koning Willem II staat aan Simon van Haarlem toe dat diens kinderen achtereenvolgens in zijn lenen zullen opvolgen.
Deze tekst is op een later tijdstip in de ondermarge bijgeschreven. Door middel van wijzende handjes en de letters a en b in de marge is aangegeven dat de oorkonde geplaatst dient te worden na het vidimus van de grafelijke oorkonde uit 1083, nr. KE 132 in het register. De moderne hand die de teksten nummerde heeft zich van die aanwijzing niet opgevolgd. In het duplicaat AGH 255 is deze tekst wél op die aangegeven plaats ingeschreven.
Symons kindre van Haerlema.
In de marge, door een contemporaine hand: Haerlem.
Zie de editie in OHZ, alwaar ook de reden om deze oorkonde, gedateerd in Ydus julii, indictione decima, anno Domini Mo CCob LIIIIo, te stellen op 1252 juli 15.