Graaf Willem III draagt aan zijn knaap Jan van Bergen het goed over dat Willem van Haarlem van hem in leen houdt en diens broer Hendrik van Diepenheim, zoon van heer Simon van Haarlem, (aan de graaf had opgedragen,) waarbij de graaf bepaalt dat Jan na de dood van Willem het goed in leen zal ontvangen, uitgezonderd het goed van vrouw Catharina, Hendriks moeder, en haar kinderen, waarmee Hendrik na de dood van Willem beleend zal worden; Hendrik bezegelt de oorkonde mee.
Jan van Bergen.
In de marge een kruis.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
In de onderstaande tekst is blijkbaar een passage weggevallen; zie voetnoot f. – Vgl. de vooorafgaande oorkonde nr. KE 139 in het register.
Wi Willaema grave van Heynnegouwenb, van Hollandc, van Zeeland ende here van Vrieslandd maken cond allen luden dat voir ons quam Heynric van Diepenhem heren Symons sone van Hairleme, f van ons hout te leene, wair an tgheleghen es ende hoet gheheten es, wilke leen goet voirs. wi voert ghegheven hebben ende gheven Janne van Berghen, onsen trouwen man ende knape, van ons ende van onse nacomelinghen hem ende sinen nacomelinghen te houdene te leene nae Willaemsg doit van Hairlemh voirs., in alsulker manieren alst Willaem van Hairlemi van ons hout up den dach van heden, uutghenomen alle dat goed dair ver Katherinej, Heynricsk moeder van Diepenhem, ende alle hoir kindere op ghegoet waren, soe wair dat gheleghen es ende hoe dat gheheten es; ende dat, ute voirghenoemde goet dair die vrouwe voirs. ende hoir kindere op ghegoet waren, verlien wi Heynric van Diepenhem voirs. nae Willaemsl doit van Hairlemm, sijns broeders, van ons te houden te leene ghelijc dat het Willaemn van Hairlemo nu van ons hout.
Ende ic Heynric van Diepenhem voirscreven verliet hebbe ende verlie alle dese voirscreven voirwaerden die mijn lieve ende gherechte here die grave voirnoemt bezegheld heeft, ende hebbe desen brief in meer kennessen med minen lieven here den grave bezegheld med minen zeghele. Ghegheven in die Haghe des woensdaghes nae sinte Ponciaensp dach int jaer ons heren Mo CCCo ende vijftiene.