Graaf Willem III bevestigt de ruil door zijn knaap Jan de Keizer, rentmeester van Zeeland, met de poorters van Schiedam van het huis aldaar genaamd Frederiks huis tegen het huis genaamd Wildenberg, welk laatste huis Jan voortaan van hem in leen zal houden terwijl hij de poorters Fredriks huis in vrij eigendom schenkt.
Die stede van Schyedamme.
Bij het begin van de tekst in de marge een horizontaal streepje.
Vgl. het in het register volgende nr. NH 121.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema grave van Henegouwenb, van Hollandc etc. maken kont allen luden dat wi vaste, sekerd ende ghestade houden ende houden zullen alsulke manghelinghe alse onse lieve ende ghetrouwe knape Jan die Keyser, onse rentemeyster van Zeelande, ghedaen hevet tyeghens onse ghemene poirte van Schiedammef, alse van sinen huze tote Sceidammeg datmen hiet Vrederixh huys, staende tyeghens over der Lomberderi huys, dat Jan die Keyserj van ons helt te leene, omme thuys dat met hiet Wildenberch, dat ghasthuys tote Sciedamme; ende scelden die manscapppe quite van Vrederix huys voers., ende hebbent onser poirte van Sciedamme voerscreven verliet ende verlien te vrien eyghen, in deser manieren dat Jan die Keyser voernoemd ende sine nacomelinghe van ons ende van onsen nacomelinghen dat thuys datmen hiet Wildenberch houden sullen te leene in alsulker manieren alse hi te houden plach van ons dat huys datmen hiet Vrederix huys.
In orkonde desen brieve bezeghelt met onsen zeghele. Ghegheven in diek Haghe des woensdaghes na Beloken Paeschen int jaer ons Heren M CCC twie ende twintichl.