Graaf Willem III geeft Alewijn Bettenz. van Leiden toestemming weer in het land te komen, op voorwaarde dat hij diens tegenstanders genoegdoening geeft, en verleent hem een vrijgeleide van twee weken om hem daartoe in staat te stellen; voorts gelast hij Jan van Rozenburg, baljuw van Rijnland, om samen met Engebrecht rentmeester van Noordholland, de burggraaf van Leiden indien die daartoe gebracht kan worden, en de schepenen van Leiden in deze kwestie een verzoening tot stand te brengen.
Aelwijn Betten zone.
Een streep door het begin van de tekst.
Bij het begin van de tekst in de marge een horizontaal streepje.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaem grave van Henegouwena, van Hollandb etc. maken cond etc. dat wi Alewijnc Betten sone van Leyden om sire vreended bede willen onse land weder ghegheven hebben vrilike in te wanderene, alse verre alse hi zinen weder partien voldoed. Ende wand hijs noch niet ghedaen en hevet ende hi seghet dat hi hem ghaerne voldoen zoudef, zoe hebben wi hem gheleyde ghevet tote viertiennachten toe nag onser comtsten in Noirthollandh; ende ombieden ju Janne van Rosenburch onsen baeliu van Rijnlandi dat ghi met Enghelbrechtej onsen rentemeyster van Noirdhollandk, met den burchgrave van Leyden, conne ghijn daer toe ghecrighenl, ende met den scepen van Leyden die stucken versoendm ende also verwaerdn ende in vreden houdo datter enp ghien meerq moynesse r of en come; ende des en laet niet.
Ghegheven in Middelburch des donresdaghes na Paeschen int jaer ons Heren M CCCs driet ende twintich.