Graaf Willem III bevestigt de schenking door heer Dirk, ridder, burggraaf van Leiden, aan diens echtgenote vrouw Justine van een lijftocht bestaande uit 'de Rijn' en de gruit, voor zover Dirk die van hem in leen houdt.
Vrou Justine burchgravynne van Leyden lijfftoch.
Een streep door het begin van de tekst. – In de marge, door andere hand: Mortua est.
Aan het begin van de tekst in de marge een horizontaal streepje.
Van Mieris vermoedt dat den Rijn een verlezing is voor 'cijns', maar de burggraaf bezat allerlei rechten met betrekking tot de Rijn tussen Katwijk en Zwammerdam. Met 'onze Rijn' werd bedoeld het recht op aanwas en opwas aan de rivier (Monna, 'Leidse burggraafschap', p. 93-94).
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema grave van Henegouwenb etc. maken cond etc. dat voer ons quam onse ghetrouwe ridder hair Dieric, burchgrave van Leyden, ende maecte met onser hand veren Justinen sinen wive te horer lijftochte den Rijnc ende die grute alse groet alse hise van ons te liene houd, wilke lijftochte voerscreven wi haer verliet hebben ende verlien na zede ende woente van onsen lande.
In orkonde etc. Ghegheven tote Reynsburch des zaterdaghes na Dertienden dach int jaer ons Heren M CCC ende XXIII.