Graaf Willem III vergunt Gerard van der Hoogstraten, zoon van Dirk vrouw Bavenz., dat hij de tiende van Koudekerk, die hij nu houdt van Dirk burggraaf van Leiden, na diens overlijden zal houden als grafelijk leen, tegen een vergoeding die zal worden bepaald door heer Jan van Polanen en Engebrecht rentmeester van Noordholland.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Dirc veren Baven soens z.
In de marge een kruis.
De in Reg. Hann. genoemde oorkonde van 7 september 1335 zou een heruitvaardiging kunnen betreffen, mogelijk uitgegeven met het oog op het naderend einde van Dirk burggraaf van Leiden, die in of kort na 1336 kinderloos overleed (Janse, Ridderschap, p. 278).
Wi Willaema grave van Heynnegouwenb, van Hollandc, van Zeellandd ende here van Vrieslande maken cond allen ludenf dat wi omme Goede ende omme vriende bede Gherijdg vander Hoghestratenh, Dierix veren Baven soens sone, sulke gracie ghedaen hebben dat wi hem verlieni den tiende van Coudekerkej van ons ten rechten liene te houdene nae heren Dierix des burggraven doitk van Leyden, dair hien nu of houd; ende hier of zal hi ons gheven alsel vele alse onsen trouwen luden heren Janne van Pollanenm ende Enghebrechtn, onsen rentemeister van Northollando, denct dat weseliken es nae sinen vermoeghen.
In orkonde desen brieve bezegheld med onsen zeghelep. Ghegheven toteq Dordrechtr des vriendaghes nae sinte Lucyens dach int jaer ons Heren Mo CCCo acht ende twinticht.
¶ Hier voer hevet Gherijdu Alewinsv zonew lovet te voldoen of den brief weder over te gheven.
Per dominum comitem, dominum Iohannemx de Pollaneny et Enghebrechtz receptorem.