Graaf Willem III vergunt de kinderen van wijlen Boudewijn van Zwieten dat diens leengoed, dat nu gehouden wordt door Hendrik Boudewijnsz., na diens overlijden zonder wettige zoon zal overgaan op diens zuster Aleid en dat zij het in recht leen zal houden, van welke regeling evenwel de lijftocht van Trude, weduwe van Boudewijn, is uitgezonderd.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Alijt Boudijns dochter ende Trudea Boudijns weduwe.
Een streep door het begin van de tekst.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Vgl. nr. NH 467.
Wi Willaemb grave etc. maken cond etc. dat wi omme meester Andries willen, ons clercs, Boudijns kinder van Zuyetenc zulke graci ghedaen hebben: wair dat sake dat Heynricd Boudijns sone storve sonder wittachtighe gheboirte soen, dat al dat leen goed e dat Boudijnf van ons te houden plach ende Heynricg nu van ons hout comen soude op Aliden Boudijns dochter, Heynrixh zuster voirscreven, ende dat sijti houden soude ten rechten leene behoudenj Truden, Boudijnsk weduwe, hare lijftocht die hoir Boudijnl ghemact hevet voirs.
Inm oirkonde etc. Ghegheven te Machlenn op den Vastenavondo int jaer ons Heren Mo CCCop XXIXo.