Graaf Willem III beveelt Hendrik heer Dirksz., rentmeester van Kennemerland en West-Friesland, aan Jan Pietersz. van Rotterdam 30 pond Hollands te betalen voor de bouw van diens huis te Rotterdam, waarvoor hij eerder via Engebrecht (van Voorschoten) al 20 pond had gegeven, welk huis Jan aan hem zal opdragen en het daarna in onversterfelijk leen zal terugkrijgen, en welk huis voor de graaf en zijn gevolg een open huis zal zijn.
Aan het eind van de tekst in de marge een streep.
Jan Pieters z. van Rotterdama.
In de datering ontbreekt het jaartal, maar gezien de positie van de tekst in het register zal dat wel 1333 zijn geweest. Getuige het grafelijk itinerarium was Willem III op 7 mei van dat jaar inderdaad in Geertruidenberg.
Wi Willaemb grave van Heynnegouwenc etc. ombieden ju Heynricd heren Dierixe sonef, onsen rentemeister van Kenemerlandg ende van Vrieselandh, dat ghi betailt van onsen weghen Jannei Pieters sone van Rotterdammej die wi hem ghegheven hebben toit siere tymmeringhe te helpe alse toit sinen huse dat hi maken doet te Rotterdamme dortich pond Hollandsk, ende van alsoe vele sullen wi ju quiten in juwer eerster rekeninghe mit desen brieve; ende overmids desel m dortich pond ende XX lb. die wi hem te voren gaven bi Enghebrechtn, soe sal dit huys altoes ons ende onser nacomelinghe ende ons ghesinds open herberghe wesen, ende hi sal ons den eyghendom dair of gheven ende weder van ons ontfaen toit eenen onverstorflikeno leene.
Datum in Monte Gertrudisp feria VIa post Philippi et Iacobq apostolorum.