Graaf Willem III bevestigt de schenking door heer Willem van Naaldwijk, ridder, aan diens echtgenote vrouw Elizabeth, dochter van heer Hendrik Kok, van een lijftocht van het derde deel van tienden in Delfland, die heer Willem van hem in leen houdt; voorts belooft hij haar bescherming met betrekking tot een door heer Willem met toestemming van de heer van der Lek geschonken lijftocht.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Vrou Lisbette Willems wijff van Naildwijc lijfftocht.
Een streep door het begin van de tekst.
Willem grave etc. maken cond etc. dat har Willema van Naeltwijcb, ridder, med onser hand ghemaect hevet veren Lizebetten heren Henrixc Kocsd dochter, sinen wive, tot hore lichtochtee een dordendeel van eere tienden legghende in Delfland, dat har Willem vors. van ons te lene houd, dar har Jan van Heynnegouwenf, onse broeder, een ander dordendel van der tienden of hevet ende heren Willemsg dochter van der Made dat dorde dordendeil of hevet; in wilker lijftochte vors. wi gheloven veren Lizebetten vorscreven te houden als wi sculdich sien te doene na sede ende coustume van onsen lande. Vort gheloven wize te bescermen in zulker lijftochte alseh har Willemi hor ghemaect hevet mid sheren hand van der Lecke, also alse hore brieve spreken die de here van der Lecke bezeghelt hevet.
In orkonde etc. Ghegheven in denj Haghe des vridaghes na sente Victors dach int jair ons Heren Mo CCCo XXXIIIo.