Graaf Willem III belooft heer Jan van der Wateringe bescherming voor het zesde deel van 26 morgen land in het ambacht Vlaardingen dat deze met zijn toestemming had gekocht van heer Gozewijn van Rossum, ridder, die op zijn beurt dit goed via zijn echtgenote had geërfd van jonkvrouw Willem van Teilingen.
Aan het eind van de tekst in de marge een horizontale streep.
Her Jan vander Wateringea.
Een streep door het begin van de tekst.
Willem grave etc. maken cond allen ludenb. Want haren Goswijnc van Roshemd, onsen trouwene ridder ende sijns wives erfname, med eere landzaghe ghegheven sien in den ambochte van Vlaerdinghef een zestendeel van ses ende twintich morghen lands alse van der erfnisse die heren Goswijnsg wijf ane verstarf van joncfrouwe Willameh van Theylinghe, ende hair Jan van der Weteringhei datj sestendeel van den ses ende twintich morghen lands voirscreven bi onsen goeddencken ghecoft heeft jeghens heren Goswijnk van Rosheml, ende sulke sekerhede dair of ghedaen dats heren Goswijnm ghenoeghet, soe gheloven wi heren Janne van der Weteringhen voirs. in dien sestendeel van den ses ende twintich morghen lands voirscreven te bescermen ende int besitte te houden in alle dieno rechte dat wirep heren Goswijnq sculdich in waren te houden, ter tijd toe datmen met eenen rechte dar uut wind.
In orconde desen brieve beseghelt met onsen zeghelr. Ghegheven in den Haghe ups Elf dusent magheden dach int jaer ons Heren M CCC drie ende dertich.