(Graaf Willem IV) gelast (Gillis Boudewijnsz.) baljuw (van Middelburg), (Jan Hendriksz.) rentmeester (van Bewesten Schelde) en Hendrik Merlijn dat zij de lieden van heer (Roger) Mortimer behulpzaam zijn bij het huren, tegen een zo gunstig mogelijke prijs, van 8 hulken en 132 haringschepen, voor welke schepen hij, de graaf, onder zekere voorwaarden garant staat ingeval zij verloren gaan, in verband waarmee zij met assistentie van twee met name genoemde grafelijke knapen de beoogde schepen dienen te taxeren.
Het in de tekst ontbrekende jaartal is gemakkelijk aan te vullen: zie nrs. PC 2 en 19 en nrs. DE 87-100, alle handelend over het vervoer van de troepen van Roger Mortimer en koningin Isabella van Engeland, en alle uitgevaardigd in de periode juli-september 1326; voor de identificatie van de in onderstaande tekst niet nader aangeduide baljuw en rentmeester zie nr. DE 91.
Baliu, rentemeister ende Heynric Maerlijn, wi doen ju te weten dat die here van Mortemere hebben moet toter conighinnen behoef van Engheland ende hoers soens achte hulke ende hondert ende twie ende dertich harinx scepe, ghereet te wesene twischen Dordrechta ende Rotterdammeb des vridaghes voir onser Vrouwen dach na den oist naist comendec; ende die zullen si selve huren ende betalen, beyde scip hure ende knapen hure, sonder onse sorghe ende onsen cost, mar wi sullen hem doen helpen datse sine lude crighen om den minsten cost d die men mach met reden; ende ombieden ju dat ghi hem naerstenliken dair toe helpet dat sinee lude om den mijnstenf cost die scepe in Middelburch, te Vlissinghen ende te Westcappelen ghecrighen, ghelike oft ons selfs te doene ware. Voerd die ghene die hoer scepe verhuerd hebben, willen die g hoer scepe beset hebben te gheelden jof sise verloren van dien van Engheland jof van horen helpers jof van den here van Moertemeer jof van sine selscepe, die zekerhede hebben wi loeft te doene. So ombieden wi ju dat ghi elc scip doet settenh op sine waerde, ende die van onsen weghen versekert te ghelden, worden si verloren alse voirscreven es, ende laet ons dan weten hoe menich scip ghi aldair hebt versekert ende wes elc scip es ende hoe elc gheprijst es; ende die summe dair of wi sullen in onse opene brieve dair of gheven van quitancien, ende sullen ju jof God wil wel dair of quiten. Mar verloren si hoer scepe bi zee of bi sande jof bi fautei vanj ghewande jof bi onbehendighen scip luden, dair en wilden wi niet of versekerd hebben noch ghelden. Ende van dier sekerhede van den scepen voirscreven so gheeft des heren luden van Moirtemeer een uytscrift, ende houter selve een of. Ende wi sendenk Jan Moyaerd ende Wouter Bladegoys, onse knapen, met sheren luden van Mortemeer ane ju omme te helpen met ju dat si die beste redene crighen dair si moghen.
God sie metl u. Ghegheven in die Haghe des woensdaghes na sinte Marien Magdalenen daghe.
- graaf Willem IV
- Gillis Boudewijnsz., baljuw van Middelburg
- Jan Hendriksz., rentmeester van Bewesten Schelde
- Hendrik Merlijn
- heer Roger Mortimer
- Isabella koningin van Engeland
- Dordrecht
- Rotterdam
- Middelburg
- Vlissingen
- Westkapelle
- Engeland
- Jan Moyaard, grafelijke knaap
- Wouter Bladegoys, grafelijke knaap
- Den Haag