Graaf Willem III belooft de bisschop van Zuden, de heer van IJsselstein, Jan heer Roetaardsz., Jan de Boele en hun compagnons schadeloos te houden vanwege hun borgstelling voor wijlen bisschop Frederik II van Utrecht en voor hemzelf jegens Herman van Brandenburg en Frederik heer Wernersz. vanwege de 585 pond Tournois die uitgegeven zijn bij de dijkdoorbraken van de Nieuwe vaart.
Des biscops van Utrechta ende des graven borgen van Hollantb vanden gelden verdijct op die Nyervairtc.
Vgl. nrs. UT 39, 50, 53 en 54.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaemd gravee van Heynnegouwenf etc. maken cond etc. dat wi onsen goeden vrienden den biscop van Zuden, den here van IJsselsteyneg, Jan heren Roetartsh sone, Jan den Boelen ende hore ghesellen, die borghe sien van ons heren weghen des biscops Vrederix van Utrechti, dair God die ziele of hebben moet, ende den onsen tyeghens Harmanj van Brandenburch ende Vrederic heren Warnaers sone alse van vijf hondert ende vijf ende tachtichk pond Tornoysel, den groeten over sestien penninghe gherekent jof dair omtrent, die in diem wale ghebesicht worden tern Niewervairto, die sip versekert hebben te betailen te sente Bartelmeusq misser naist comende, gheloft hebben ende gheloven mit desen brieve dair of scadeloes te quiten om dat si en ghene borghen worden en wilden, wi en moesten hem gheloven voir den biscop van Utrechts voirscreven te voldoene, wair dat sijns ghebrake jof dat hi selve niet en voldede.
Ghegheven in die Haghe op sente Laurens dach int jaer ons Heren M CCC twee ende twintich.