Graaf Willem III bericht de prelaten en clerus van Utrecht, die geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling van het jaargeld van 100 pond dat hij bestemd heeft voor het jaargetijde van wijlen zijn oom (bisschop Gwijde), dat het geld gelijkelijk verdeeld zal worden over de kanunniken van de vijf Utrechtse kerken die daadwerkelijk aan de viering van het jaargetijde deelnemen.
Idem.a
Adhuc de eodemb.
Eersamen luden ende besceyden, alle die prelatenc ende der ghemene clesie van der stat van Utrechtd, Willeme grave van Heynegouwenf etc. saluyt ende onse goede vrienscepe. Wi hebben verstaen dat gi onderlinghe niet overeen draghen moghet alse van den hondert ponden sjaers te delen die wi zetten met onsen open brief ons liefs here ende oems, daer God die ziele of hebben moit, sijn jaretide mede te done. Wi doen u allen te weten ende elken besonderg dat dat onse verstandenesse was ende noch es, datmen alle jare als men hem sijn jarendeh doen zal die hondert pond sjaers deelen zal elken canonic van den vijf goedshusen van Utrechti die ter jaretidej wesen zullen, den enen alse vele alse den anderen, sonder arghenlist; ende die canonike die ter jaretidek niet wesen en zullen, die en zullen niet hebben noch niet daer in delen.
Ghegheven in die Haghe des donresdaghel nae sente Gregorism dach int jaer n XVIII°.
Per dominum Zudensemo, Symonemp de Benthemq et alios.