Graaf Willem III beleent ten overstaan van zijn leenmannen heer Gijsbrecht van IJsselstein, ridder, met de goederen die deze eerder van de heer van Cuijk in leen had gehouden.
Ghisebrecht van IJselsteijn verlijt alsulcke goeden als hij vanden heere van Kuijc te houden plach.
Her Gijsbrechta heere van Yselsteyne.
In de marge een kruis.
Deze tekst is later nogmaals ingeschreven, in het register van graaf Willem IV; zie nr. WI 419. In onderstaande tekst zijn de varianten daaruit geannoteerd met het sigle C.
Wib Willaemc grave van Heynnegouwend etc. maken cond allen ludene dat hair Ghisebrechtf here van IJsselsteyneg, onse trouwe ridder, van ons ontfanghen hevet voir onse manne alse onsen neveh den here van Voirne, heren Zuederi van Vianenj, riddre, ende voir Gherardk den Vriesel van Utrechtm ende voir vele anders onser manne, alsulc goed als hi helt van den here van Kuyc van ons te houden te liene in zulkenn manieren als hijt van rechte sculdich waso van den here van Kuyc, ende sine brieve dair of spreken die hi hevetp van den here vanq Kuyc.
In oirkonde etc. Ghegheven te Sinte Gherdenr berghes des zatersdaghes na Beloken Paysken int jaer ons Heren M CCC zeven ende twinticht.
Per dominum comitem et commune consilium.u