Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345

 
English | Nederlands
A UT_K_X025r_104_1 B UT_G_X020r_104_1

A: AGH 402 (klein register Utrecht), f. 25r, nr. 102 (1327 okt. 10-1328 mei 16).
B: AGH 401 (groot register Utrecht), f. 20r, nr. 103 (102) (wrs. 1336 mrt. 14-ca.1340 mrt., naar A).
Opschrift:

Jan van Huekelema.

In de marge, door een wat latere hand: Nota: die manscippenb van Cuyck.

Dit is de eerste van een reeks teksten (nrs. UT 104-109, 112, 117 en mogelijk ook 110) die een dossier vormen met betrekking tot de koop door graaf Willem III van Stichtse leengoederen van heer Otto van Cuijk, en de daaropvolgende uitgifte ervan aan enkele leenmannen, veelal dezelfden als die hun goed eerder van heer Otto hielden. Deze stukken, die zijn te dateren tussen 27 januari 1327 (nr. 112, de verkoop door heer Otto) en einde juli van dat jaar (de andere stukken, met uitzondering van de ongedateerde nrs. 104, 107 en 109), zijn derhalve met enige vertraging ingeschreven in het primaire register A: daarin staan zij tussen een reeks oorkonden van begin oktober 1327 (de laatste ervan is nr. 103, van 10 oktober) en en twee oorkonden van 14 en 16 mei 1328 (nrs. 113 en 114).

De onderstaande ongedateerde notitie, waarin melding wordt gemaakt van de uitgifte van het goed Bolgarijen aan Jan van Heukelum, is te plaatsen tussen de bovengenoemde verkoop van de Cuijkse goederen op 27 januari 1327 enerzijds en het volgende nr. UT 106 anderzijds, een oorkonde d.d. 1327 juli 21 waarin Jan zijn echtgenote lijftocht met datzelfde leengoed. – Het is overigens twijfelachtig of van de overdracht van het leen aan Jan van Heukelum een formele oorkonde is opgemaakt.

Uit de redactie van onderstaande aantekening blijkt dat de opsteller, toen hij begon te schrijven, een langere tekst in de zin had dan de twee regels die hij vervolgens neerschreef. Mogelijk vormt nr. UT 107 het vervolg. 

Dit es dat goed ende manscip dat wi ghecoft hebben jeghens den here van Kuyc, ende onse manne van dienc goede ontfanghen hebben. Int eerste:

Jan vand Hoekelem dat gherechte ende tiende van zestiendalve hoeve lands die hieten Bolgheriee, ende den tijns van elker hoeve enenf Enghelseng.

a
Huekelē, de eerste e onzeker B.
b
ci onzeker B.
c
den B.
d
door de latere hand die ook de marginale notitie schreef boven de regel toegevoegd B.
e
Belgherie B.
f
enē, verbeterd uit ende, waarbij de tweede e tussengeschreven werd A.
g
eneenghelsen B.
Oorkonder: graaf Willem III
Destinataris: Jan van Heukelum