Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345

 
English | Nederlands
A UT_K_X026v_117_1 B UT_G_X021v_117_1

A: AGH 402 (klein register Utrecht), f. 26v, nr. 115 (1328 juli 10-nov. 11).
B: AGH 401 (groot register Utrecht), f. 21v, nr. 116 (wrs. 1336 mrt. 14-ca.1340 mrt., naar A).
Opschrift:

Willem van Bevemaila.

Deze notitie heeft blijkbaar betrekking op de goederen die heer Otto van Cuijk op 27 januari 1327 verkocht aan graaf Willem III (zie nr. UT 112) en die deze daarna opnieuw uitgaf, veelal aan dezelfde leenmannen die hun goed eerder van heer Otto hielden (nrs. UT 104-110); hoewel niet expliciet gesteld, zal ook de onderstaande tekst refereren aan een dergelijk heruituitgifte door de graaf. Het is waarschijnlijk dat die rechtshandeling, waarvan niet zeker is dat die ooit in een formele oorkonde is neergelegd, in dezelfde periode zal zijn geschied als die andere beleningen. Zie de kopnoot bij nr. UT 104.

De onderstaande tekst zal, gezien de voorafgaande en volgende primaire registraties nrs. UT 115 resp. 118, tussen half juli en half november 1328 zijn ingeschreven in A.

Willaemb van Benemail, Ghenekijns f. van Benemail, helt van den here van Cuycc bi sinen opene brief, dat nu minen here toe behoert, elf morghen lands die gheleghen sijn in Culenburgher broec int oiverste van den Vredestroe, ende sien ghehieten die Gheerend, van hem ende sinen nacomelinghen toit enen onversterveliken leene; ende te verherewaden als ment verherewaden zal med enen ponde, dat sien twintich groeter Tournoysee.

a
aldus B.
b
Will. A.
c
Kuyc B.
d
Gheren B.
e
Toirnoyse B.
Oorkonder: graaf Willem III
Destinataris: Willem van Benemail, zoon van Genekijn van Benemail