Willem van Henegouwen, zoon van graaf (Willem III), verzoekt heer Roderik van Voorst dat deze de schade vergoedt die hij en diens helpers de bisschop van Utrecht hebben gedaan, waarover de bisschop bij hem heeft geklaagd; wanneer heer Roderik zulks nalaat, zal hij, Willem, op bevel van zijn vader de bisschop te hulp komen.
Heere Roderica van Vorst ende sinen hulperenb.
Met de 'Paasweek' wordt meestal de week ná Pasen bedoeld, zelden de Goede Week vóór Pasen (Fruin, Handboek der chronologie, p. 512). Mocht evenwel het laatste het geval zijn geweest, dan is de oorkonde op 6 april uitgevaardigd, maar, gelet op de datering van de omringende teksten in het register, blijkbaar wel in het jaar 1330, en niet, met toepassing van de paasstijl, op 1331 maart 29; bij gebruik van die jaarstijl begon het nieuwe jaar op Goede Vrijdag rond het middaguur (ibid., p. 56), en zal de oorkonde pas daarna zijn gedateerd.
Wi Willaemc van Heynnegouwend, sone sgraven Heynnegouwene etc., doen ju te weten heren Roederic van Vorst ende juwen hulperen dat ons die biscop van Utrechtf ghetoghet ende gheclaghet hevet dat ghi hem ende sinen Ghestichte groete scade ende groete scande ghedaen hebt, wair omme wig ju bidden dat ghi hemh dat verbetert alse weseliken es, ende dat hijs te rusten come; ende en doit ghi des niet, zo hebben wi sulke beveelnisse van onsen here onsen vader dat wi hem helpen moeten dat hi besceyt van ju ghecrighe. Ende hier mede willen wi ende alle ons heren ons vaders lude jeghens ju ende juwen hulpereni bewairt wesen.
Ende omme dat wi selve ghenen zeghelen hebben, zo hebben wi desen brief doen bezeghelenj mit onsen liever vrouwen ende moeder seghel. Gheghevenk in die Haghe des vridaghes in die Paisdaghe int jaer ons Heren M CCC° XXX°.