Bisschop Jan III van Utrecht stelt verschillende nader gespecificeerde inkomsten voor een periode van drie jaar ter beschikking aan heer Hendrik van Loenersloot, deken van Sint Jan te Utrecht, zijn broer heer Thomas van Diest, heer Arnoud van IJsselstein, heer Willem van Boxtel en heer Steven van Zuilen, die samen met heer Gijsbrecht heer van IJsselstein, heer Rutger uten Waarde, scholaster van Oudmunster, en heer Zweder van den Boetselaar borg hebben gestaan voor 4.000 pond kleine penningen die hij had geleend, uit welke inkomsten zij dat bedrag terug zullen ontvangen; de oorkonde wordt meebezegeld door graaf Willem III, die zich garant stelt dat genoemde personen onbelemmerd die inkomsten kunnen innen.
Vgl. nr. UT 137, een oorkonde van dezelfde datum met vrijwel gelijke inhoud, met als enige inhoudelijk verschillen dat Floris van Jutphaas erin voorkomt als houder van de gruit van Utrecht, alsmede Utrecht als plaats van uitvaardiging. – Waarschijnlijk vanwege deze verdubbeling is de onderstaande oorkonde niet afgeschreven in het duplicaatregister AGH 401; aldaar staat ter plekke, tussen nrs. UT 142 en 144, in de marge een licht versierd kruis, mogelijk ter markering van die weglating.
Wi Jan bi der ghenaden Goeds biscop tUtrecht maken cond allen luden dat wi gheset hebben ende setten ersamen lude heren Heynrica van Loenre slote, deken van Sente Jehan tUtrechtb, in onse officialtiet mit sinen toe behoren, heren Thoemaes van Diest, onsen broeder, op onse huys te Vollen hoe, scoltambocht ende renten van den lande van Vollen hoe, heren Arnoude van Yselsteyne op onse huys te Stoutenbergh ende scoltambocht van Amersvoirde ende van Emeland mit alden scoltambochten die dair toe behoren, heren Willaem van Boecstel op onse huys ter Horst ende in onse tolne te Renen mit den halven gherechte van Renen, heren Steven van Sulen in onsen rentemesterscip ambocht van des zidec der Ysel mit sinen toe behoren, alse voir een somme van vier dusen cleynre penning, den ouden groeten coninx Tornoysed voer sestien penninghe gherekent, die si mit anderse onsen borghen alse heren Ghisebrechtf here van Yselsteyne, heren Rutgheer uten Warde, scolaster van Oudemonster, ende heren Zueder van Boecselaer ende anders onse borghen mit hem voir ons versekert ende gheloftg hebben, wilke vierdusent pond wi ghekert hebben in onser kerken orbair ende in noetsaken ons Ghestichts; ende voir dese vier dusend ponden so wil wi dat onse borghen voirs. bliven sitten ende ghebruken vrilijc in allen ambochten voirscreven dair wise in ghesed hebben toter tijd toe dat si dese vier dusent pond op gheboert hebben te goeder rekeninghe of dat wise vol ende al ghequit hebben, sonder archlist, ende behoudelijc heren Heynrich deken van Sente Janne, heren Thomaes, heren Arnoude, heren Willaemi, heren Steven voirseyd hoir brieve ende hoir voirwarde die wi hem op dese voirs. ambochten ende husen ghegheven hebben. Voirt sint voirwairden dat onse borghen voerghenoemd hair ghelt innnemen sullen binnen drien jaren na Payschen naist comendej; ende gheviel onsen borghen of enich van hem enich hinder, commer jof stoet an desen voirscreven brieve of huse of goede dair wise an gheset hebben binnen desen drien jaren voirs. van ons of van onsen nacomelinghen biscop tUtrecht, so heb wi ghebeden enen edelen hoghen prinche ende enen moghenden, onsen lieven neve heren Willaemk grave etc., dat hi onser borghe voirghenoemd hulper wesen wil ende bliven toiter tijd toe dat si l vol ende al ghequit sien van hoefstel, costm scade alse van den vier dusent ponden voirs., sonder alrande archeydn.
Ende wi Willaemo grave om bede wil on lieves heren heren Jans, biscop van Utrechtp, ende om goeder jonste die wi toit hem draghen hebben gheloft ende gheloven heren Heynricq deken van Sente Janne, heren Ghisebrechtr here van Yselsteyne, heren Rutgher uten Warde, heren Zueder van den Boecselair, heren Thomaes, heren Arnouds, heren Willaemt ende heren Steven voirs. ende ander die borghe sien mit hem van den IIIIM lb., waer dat sake dat hem of hore enich hinder of commer ofte stoet gheviel in enighen ponte die voirscreven sien alse van den vier dusend pond voirs., dat wi hoir hulper dair in wesen sullen ende bliven in allen manieren als die brief spreket die die biscop ende sins borghsaten voirs. ons bezeghelt hebben toter tijd toe dat si van allen coste ende scade vol ende al ghequit sien in allen manieren alst voirscreven es, sonder alrande archeyd.
In orkonde etc. so hebben wi Jan bi der ghenade etc. ende wi Willaemu grave etc. dese brief bezeghelt mit onsen seghelen. Ghegheven int jaer ons Heren M CCC XXXIo des sonnendaghes na sente Pieters dach ad chathedram.
- Jan III van Diest, bisschop van Utrecht
- heer Hendrik van Loenersloot, deken van Sint Jan te Utrecht
- heer Thomas van Diest, broer van bisschop Jan III van Utrecht
- Vollenhove
- heer Arnoud van IJsselstein
- huis te Stoutenburg
- Amersfoort
- Eemland
- heer Willem van Boxtel
- Ter Horst
- Rhenen
- heer Steven van Zuilen
- heer Gijsbrecht heer van IJsselstein
- heer Rutger uten Waarde, scholaster van Oudmunster
- heer Zweder van den Boetselaar
- Sticht Utrecht
- graaf Willem III
- Floris van Jutphaas
- Utrecht