Graaf Willem III gelast de baljuws van Amstelland en van Woerden dat zij de burgers van Utrecht handhaven in de rechten zoals die hun waren geschonken door rooms-koning Willem en waren bevestigd door bisschop Gwijde van Utrecht.
Utrecht.
Dit is de eerste van een reeks oude oorkonden betreffende Utrechtse zaken, nrs. UT 145-151, die in A werd ingeschreven tussen de registraties van nrs. UT 142 en 153, d.d. 1331 april 3 resp. 1332 april 15. – De in onderstaande tekst genoemde bevestiging door bisschop Gwijde van de oorkonde van rooms-koning Willem volgt in het register onder nr. UT 146.
De editie in ChHZ is op basis van een andere bron; enkele variante lezingen daaruit zijn in de noten aangegeven.
Wi Willaema grave van Heynnegouwenb etc. ombieden ju heren Gherardc van Emskerke, onsen bailiu van Aemstelreland, ende heren Jacob van Mordrechtd, onsen bailiu van Woerdene, jof zo wie dief onse bailiuwe van Aemstelrelandg ende van den lande van Woerdenh wesen sullen, dat si onsen goeden vrienden den borghers van Utrechti houtj in alsulken rechte als si hadden ende hebben bescrevenk van den coninc Willaeml onsen vordre, ende die hemm hiltn onse lieve here ende oem was biscop Ghy van Utrechto, dair God die ziele of hebben moet.
Ghegheven te Hairlem op sente Victoirsp dach int jaer ons Heren M CCC° ende seventiene.