Graaf Willem IV verklaart dat enkele met name genoemde personen die hij, na klachten van de leenmannen van Schouwen over regenwater dat niet afgevoerd kon worden, opdracht had gegeven te onderzoeken waar het best een afwateringssluis aangelegd kon worden, de beste plaats voor de sluis hebben vastgesteld en een regeling hebben getroffen voor aanleg, beheer en onderhoud daarvan alsmede voor compensatie voor degenen die ten behoeve van sluis en watergang grond moeten afstaan.
Scouwen.
Wi Willaem ..grave van Heynnegouwena etc. maken cond allen luden. Want onse manne van Scouden ons versochten ende croenden dat onse land van Scouden te niete werde van den reghenwater sluseloes, soe hebben wi bi heren Nyclaes Kervinc, ridder, Vranken Natereel onsen rentemeyster van Bewesterscelt, Poelvoet Henrix sone ende Gherolf Justaes sone, die wire toe gheset hadden ene sluse te doen ligghen dien van Zuutland ende enen pit te vinden die sluse inte ligghen ten besten oirbair des lands; soe hebben si Scouden omme ghevaren ende enen pit ghevonden in Quaelambocht beoesten der niewer inlaghe die leyt op toestende van Zuutland, in manieren dat die van Suutland die sluse ligghen, houden ende verwaren sullen in Quaelambocht buten der coste ende scade onser goeder lude van Zierixzee ende van Quaelambocht, ende dat si den goeden luden hair lant ghelden sullen des si ter slusen, waterganghe ende slusedijc behoeven alse weseliken es bi effenen luden. Ende wair dat zake dat die goede lude van onser porte van Zierixzee jof van Quaelambocht enighen cost jof scade van der sluse namen jof van den sluysdijc, dat si hem dat souden op rechten bi effenen luden alse weseliken ware.
In orconde etc. Ghegheven te Zierixzeeb des donresdaghes na sinte Lucas dach int jair ons Heren M° CCC° zeven ende dortich.
Per dominum et dominum Nycolaumc Kervink et dominum Rasonem de Cruninghen.