Graaf Willem IV bepaalt, na een onderzoek gedaan met betrekking tot de onenigheid tussen abt en convent van Ter Doest enerzijds en de inwoners van Mare anderzijds, dat het land dat gekocht was door broeder Jan de Kok, convers in Ter Doest, aan het klooster toebehoort.
Tgoedshuijs vander Does.
Willem grave van Hennegouwena etc. maken cont allen luden dat wi na der waryde die wi bevolen hadden te soeken van den lande dat broeder Jan die Coc, convaers ter Does, cofte ende daer dieb abt ende dat convent van der Does omme twyeden jeghens die van der Mare, ghevonden hebben dat dat voers. lant den goeds huys vander Does toe behoyrt; ende willen dat des vrylikenc ghebruken.
Ghegheven te Serixcd des maendaghes na sinte Martijns dach in den winter int jaer XLIIII.