Graaf Willem IV beleent zijn klerk Gerard Alewijnsz. met de visserij in de Waal naast diens ambacht in Zwijndrecht, welk recht deze naar eigen zeggen eertijds van graaf Willem III heeft ontvangen maar waarvan hij geen oorkonde heeft.
Gerijt Aelwijns z. leen.
In de marge een kruisje.
Wi Willema grave van Heynnegouwenb etc. maken cond allen luden. Want Gheraert Alewijns sone, onse clerc, ons zeghetc dat onse lieve here ende vader, dair God die ziele of hebben moet, hem ghegheven hadde die vischerie in den Wail in Zwindrechtd neffens sinen ambocht dat hi nu tere tijt in Zwindrechtf hevet, te halven diepen toe, dair hi ghenen brief of en hadde, soe hebben wi Gheraertg voirs. ende sinen nacomelinghen die vischerie voirs. ghegheven van ons ende van onsen nacomelinghen in liene te houden in alsulken rechte als hi sijn ambocht van ons hout.
In orconde etc. Ghegheven te Zierixzee des manendaghes na sent Lucas dach ingt jair ons Heren Mo CCCo zeven ende dortich.
Per dominum, ad relationem domini Arnoldih de Gaver; Nycolausi Merrej.