Graaf Willem IV bevestigt de schenking door Amelis van Mijnden aan diens echtgenote jonkvrouw Beatrijs van een lijftocht bestaande uit 70 pond Hollands jaarlijks uit de tiende te Loosdrecht, die Amelis van hem in leen houdt, met de bepaling dat Beatrijs bij het overlijden van Amelis deze lijftocht volledig zal behouden wanneer zij kinderloos zijn, of anders 50 pond zal behouden.
Lijftocht joncfrou Beatrixa van Minden.
In de marge, door latere hand: Lijftocht.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Wi Willaemb grave van Heynnegouwenc etc. maken cond allen luden dat Amelijs van Minden, onse man, mit onser hant ghemact hevet joncvrou Beatricend, sinen wive, tot hore lijftochte tseventich pond Hollandse tsjars op den tiende te Loesdrechtf, die hi van ons te liene houd, in manieren: wair dat sake dat Amelijs storve sonder gheboirte te hebben van hoir, soe soude si die tseventich pond Hollands tsjars tot hore lijftochte behouden; mar waer dat sake dat hi ghboirte bi hoer liete, so ne soude si mer vijftich pond Hollands tsjars behouden tot hore lijftochte. In wilker lijftochte wi gheloven joncvrou Beatriceng voirnoemd te houden als wi sculdich sien te doenh na zede ende costume van onsen lande.
In orkonde etc. Ghegheven in die Haghe up den dorden dach in marte int jair XXXVIIIo.