Graaf Willem III geeft priores en convent van het verarmde klooster Hemelpoort toestemming zich aan te sluiten bij de johannieterorde, waarin de bisschop van Zuden, commandeur van de Catharinacommanderij [te Utrecht] van die orde hen opneemt met de belofte hen van alle noodzakelijkheden te voorzien en hun aantal in stand te houden; de graaf verklaart dat alle privileges eertijds aan Hemelpoort verleend nu ook voor de johannieterorde gelden, met insertie van een gunstverlening door rooms-koning Willem II.
Monasterium de Porta celi.
In B staat deze tekst temidden van een reeks oorkonden uit de eerste maanden van 1317, waarin bij een aantal het aanvankelijk geschreven jaartal ‘1317’ werd verbeterd in ‘1316’ (nrs. ZE 2, 5, 7 en 8); blijkbaar was er bij de scribent(en) van het verloren originele register A (en/of bij de schrijvers van de originele oorkonden) verwarring omtrent de jaarstijl, die toch wel de gangbare paasstijl is geweest (zie de Inleiding). De genoemde positie van het onderhavige nr. 4 maakt het zeer waarschijnlijk dat ook in dit geval naar het paasjaar 1316 gedateerd dient te worden, en dat hier de correctie van het jaartal ten onrechte achterwege is gebleven. Die datering in maart 1317 wordt bevestigd door de oorkonde van 1 oktober van datzelfde jaar 1317 (nr. ZE 21 van dit register), waarin de incorporatie van het klooster Hemelpoort in het Utrechtse Catharinaklooster wordt genoemd als zijnde eerder gebeurd. – Het is overigens ook mogelijk, gezien de dictaatkenmerken (te weten enkele formuleringen in het eschatocol), dat de oorkonde niet is vervaardigd door een grafelijke klerk maar door een Middelburgse scribent, die de jaardagstijl kan hebben gehanteerd.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Universis presentes litteras inspecturis, Guillelmusa comes Haynnonieb, Hollandiec, Zellandied ac dominus Frisie salutem cum noticia veritatis. Iustum est et ordo rationis exposcit ut supplicationibus iuste petentium facilem prebeamus assensum. Hinc est quod, cum priorissa e et conventus monasterii de Porta celi nobis pluries supplicaverint cum monasterium earum depauperatumf ita existeret quod victum et vestitum non possent habere nec nong procurare nec habere etiam provisorem, eish et oportuno remedio adiuvare et succurere dignaremur, nos earum iustis supplicationibus inclinati dicta priorissa et conventusi instanter petentibus coram nobis ut de auctoritate et consensu nostro se possent cum omnibus bonis ad ordinem hospitalis sancti Ihoannisj Iherosolimitanik transferre, consensum et auctoritatem nostrarum interposuimus. Et in nostra presentia reverendus paterl dominus Zudensism episcopus, commendator domus sancte Katerinen eiusdem ordinis, pro dicto ordine eas secundum earum petitiones recepit, et promisit omnibus personis in dicto monasterio existentibus secundum statum et consuetudinem sui ordinis hospitalis predicti de omnibus necessariis providere; promisit etiam nobis pro dicto ordine quod in domo ordinis hospitalis teneret numerum monialium qui nunc est, scilicet octo moniales et duas sorores, nisi de consensu nostro et episcopi Traiectensiso moniales et sorores mutarentur in fratres. Nosque omnia privilegia que dictum monasteriump habebat et habet volumus dictum episcopum pro ordine habere et perpetuo gaudere proinde, ac si ordini suo essent specialiter concessa et data. Et specialiter volumus dictum ordinem gaudere perpetuo privilegio dicto monasterio per excellentem principem Guillelmumq Romanorum regem concesso, et per Florentium bone memorie comitem Hollandie predecessorem nostrum confirmato, cuius tenor de verbo ad verbum est hic inferius adnotatus.
(Volgt de tekst van de oorkonde van rooms-koning Willem II voor het klooster Hemelpoort d.d. 1249 juni 19, uitg. OHZ II, p. 471-473, nr. 818).
Et omnia et singula suprascripta pro nobis et nostris successoribus dicto episcopo Zudensir pro se et ordine et commendatore dicte domus sante Katerines, qui pro tempore fuerit, promittimus tenere et adimplere et inviolabiliter observare in perpetuum, et absque revocatione quacumque.
Et omnia fuerunt acta in Middelburch in presentia dilecti consanguineit nostri Gheraerdiu domini de Vornev et castellani Zelandiew, Ihoannisx de Cruninghen, Florentii de Vere et Gheraerdiy de Heemskerke, militum, magistri Ihoannisz de Florenciaa' canonici Cameracensisb', Nycolayc' de Vere, Baldewinid' et Ludowici de Maelstedene', Willelmif' de Leydis, armigerorum, et Willelmig' de Duvenvoerdeh' camerarii. Et ut hec omnia inperpetuum optineant roboris firmitatem, sigillum nostrum duximus presentibus apponendum. Datum apud Middelburchi' secunda die marcij' anno Domini Mo CCCo septimodecimo.
- graaf Willem III
- Henegouwen
- Holland
- Zeeland
- Friesland
- klooster Hemelpoort (te Werendijke)
- Johannieterorde
- Jeruzalem
- bisschop van Zuden
- Catharinaklooster
- bisschop van Utrecht
- graaf Willem II, rooms-koning
- graaf Floris V
- heer Gerard van Voorne, burggraaf van Zeeland, ridder
- Jan van Kruiningen, ridder
- Floris van Veere, ridder
- Gerard van Heemskerk, ridder
- meester Jan van Florence, kanunnik van Cambrai
- Nicolaas van Veere, knaap
- Boudewijn van de Maalstede, knaap
- Lodewijk van de Maalstede, knaap
- Willem van Leiden, knaap
- Willem van Duivenvoorde, kamerling
- Middelburg