Graaf Willem III doet uitspraak in een geschil tussen enerzijds de vrouwe van Veere, weduwe van heer Wolfert (van Borsele), en anderzijds heer Gerard van Heemskerk voor de vrouwe van Wissenkerke, over de goederen van heer Jan Mulard, waarover hij al eerder uitspraak had gedaan; hij stelt zich borg voor de financiële naleving van dit zeggen.
Sgraven suster die vrouwe vander Veer ende der vrouwe van Heemskerke.
In de marge: Van sgraven suster seren Wolvaerds wijfa ende der vrouwen van Wissekerke.
¶ Van sgraven zuster sherenb Wolfaerds wijf ende der vrouwen van Wissekerkec.
Dezelfde oorkonde staat elders in de registers Zeeland nog twee maal afgeschreven, onder nrs. ZE 7 en 467; zie onder nr. 7 voor de tekst ervan, welke zo goed als identiek is aan de onderhavige kopie. In het verloren register A zal het onderhavige nr. ZE 47, gezien de omringende oorkonden, vermoedelijk eind augustus 1318 zijn ingeschreven. – In de kopnoot van nr. ZE 7 eveneens een opmerking over de problematische datering van deze oorkonde.
¶ Per dominum comitem, dominum de Vorne et alios.