Graaf Willem III gelast Jan de Vlaming niet toe te staan dat iemand te Krabbendijke paarden of knechten houdt, er werkt in het hof, er brood, bier of graan brengt, er paarden, ploegen of wagens leent, of er turf delft, tenzij met toestemming van de graaf of van de meester van de grafelijke herberg.
Jan Vlaming.
In de marge: Exspiravit.
Crabbendijck.
Deze tekst is in C twee maal gekopieerd, de tweede maal temidden van een reeks per ongeluk gedubbelde afschriften, welke naderhand werden doorgestreept. Zie de kopnoot bij nr. ZE 83. – In de onderstaande editie worden de variante lezingen van de doorgestreepte versie geannoteerd met het sigle C'.
Deze ongedateerde notitie staat, samen met het eveneens ongedateerde nr. ZE 75, in het register tussen twee oorkonden d.d. 1321 april 13 (nrs. ZE 73 en 76); de ongedateerde oorkonden waarop de notities zijn gebaseerd zullen op of rond de genoemde datum zijn uitgevaardigd. – Dat is ook de datering die Muller geeft in zijn regesten van deze nrs. ZE 74 en 75, maar het is niet duidelijk op welke bron hij zich baseert; in EL 13 (d.i. AGH 304) zijn de betreffende teksten niet op f. 72 ingeschreven. Waarschijnlijk heeft hij in het provinciaal archief een ander afschrift gezien van de volledige oorkondetekst, in ieder geval met de volledige datering.
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Item hevet mijn here bevolen bi sire lettre Jana den Vlamingb dat hi niet enc ghedoeghe dat yemantd te Crabbendike paerde houdee jof knechtef, en sie big mijns heren lettre jof ons meysterh van der herberghe, ende dat niemant daer dading houde binnen den hove, noch broed, noch bier, noch coren en hale noch paerde, noch ploeghe, noch waghen en liene, noch turvei en delve, bi mijns heren vrienscip te behouden; durende tote sinen wedersegghen.
j Per dominum comitem, magistrum Iohannemk de Florencial, Willaemm camerlincn et alios.