Graaf Willem III verklaart dat ten overstaan van hem Jan heer Nicolaasz., Hendrik Willem Merlijnsz., Wisse Costijnsz. van der Schelluwing en Willem Merlijnsz. hebben gezworen dat Oelard en Jacob, zoons van Muloc Oelardsz., voor een kwart edel zijn.
In de marge, door andere hand: R(egistrata). – Eronder, door een derde hand: Zeelanda.
Jan Clais z. etc.
Het begin van de tekst is doorgestreept.
Wi Willaemb gravec van Henegouwend ende van Hollande maken cont allen luden dat voer ons quam Jan shaer Claisf sone, Henricg Willaemh Marlijnsi zone ende Wisse Costijns zone van der Scelluwinghej ende Willaemk Marlins zone, ende kende met haren eede dat Oelardl ende Jacob Mulloc Oelaertm zoens kindere hem also na zijn van rechter maescippe van Janne veren Flumen zone haren ouder vader, waer bi dat zi sculdich zien daer of te hebbene een vierendel edelsdoms.
In orkonde dezen brief bezeghelt met onzen zeghelen. Ghegheven in Middelburchn des vrijndaghes na sente Lucas dach int jaer ons Heren Mo CCCo drie ende twintich.