Graaf (Willem III) geeft een vrijgeleide van een jaar, ingaande 6 januari 1324, aan Jacob Borluit, Hendrik Zilverberg en Hendrik Haak, poorters van Gent, voor hen zelf en hun goederen.
In de bovenmarge: Zeelland. – In de marge, door andere hand: Zeelanda. – Eronder, door een derde hand: R(egistrata).
Jacob Boirlinc etc. gheleyde.
Een streep door het begin van de tekst. – In de marge, door andere hand: Exspiravit.
Mijn here de graveb bi zire opene lettre hevetc ghegheven in Middelburchd des sonnendaghes voer sente Symon ende e Juden dach int jaer van XXIIIo hevet gheghevenf zeker gheleide Jacob Bourluit, Henricg Selverberchh ende Henrici Haec, poirters van Ghentj, te varen ende te keren met haers selves goide doer al zijn land, met hare rechter tolne ende met hare scout te betalen, ghedurende vank een Dertiendaghel naist comende tote over een jaer.