Wouter Antonisz. van den Vliet – die zal trouwen met jonkvrouw Aachte, dochter van heer Nicolaas Costijnsz. van Kats, bij welke gelegenheid Nicolaas hem 50 pond groten Tournois zal geven met de bepaling dat in geval van Wouters overlijden zonder nageslacht bij Aachte zij dat bedrag weer uit diens goederen mag innen, waarbij graaf Willem III heeft vergund dat zij het dan mogelijk ontbrekende deel zal mogen aanvullen uit de opbrengsten van de tienden die Wouter van hem in pacht heeft – belooft de graaf dat hij geen eigen goederen zal vervreemden tenzij hij de betreffende tienden vrijstelt van genoemd verband; de oorkonde wordt medebezegeld door Gillis Boudewijnsz. en Jan Hendriksz.
Idem.a
Zie ook het in het register voorafgaande nr. ZE 328.
Allen den ghenen etc. make icb cond ende kenlikec Wouter Thonis f.d van den Vliete. Want in den huwelike dat ghesproken is tuschen mi ende joncvrou Aechten mijns sherene Claisf Costins f.g dochter van Cats, here Claish vors. mi gheven soude in huwelikeni goide L lb. gros, in sulker manieren: wairdj dat mijns ghebrake zonder wittachtich ghebort van hair te laten, zo soude si weder hebben ende op heffen die L lb. groten van alle minen erve, lande, hofsteden, husinghen, molen ende ane alle den haveliken goide dat ic nu hebbe of mi hier namails ane comen mach van mijns selves weghen of van joncvrou Aechten weghen vorscreven, zo waer an dat gheleghen es; ende wairtk dat al dat erve ende havelike goit vors. niet alse goit en ware als tote L lb. groten toe, zo heeft mijn lieve here, een edel endel een hoighen prince here Willaemm grave etc., omme minen willen gheorloift ende ontrumet alse verre als dat huwelic volcoemt dat joncvrou Aechte vors. van der tienden die ic van mijn here den grave vors. in pachte houde dat ghebrec van den L lb. groten jaerlix innemen soude toter tijt toe dat si die L lb. groten vors. te vollen weder hadde; ende om dat mijn here die grave vors. mi dese gratie ghedaen heeft ende dit ontrumet, zo hebbe ic mi verbonden ende verbinde met desen brieve dat ic en geen goit, erve, hofsteden, husinghe, molen noch anders havelic goit dat o ic nu hebbe of hier namails hebben mach, zo war an dat gheleghen es, vercoipen noch verzetten en zal, ten ware dat ic die tiende vors. dienp ic van mijn here den grave houde van desen verbinde vors. ghevrijet ende ghequijt haddeq.
In kennessen hier of hebbe ic minen here den grave desen brief ghegheven r mid minen zeghel, Gillijs Boudijnss f.t ende Jan Henrixu f.v, zire mannen, open beseghelenw ter orkondenx. Ghegheven y manendaghes na sente Pieters ende sente Pouwelsz dach apostelen int jaer XXV.
a' Istam litteram tenetur Gillijsb' Boudijnsc' f., d' balivus de Middelburche', responderef'.