Graaf Willem III gelast zijn leenmannen die op Walcheren en Zuid-Beveland ambacht onverdeeld gemeen hebben met dat van Boudewijn van Baarsdorp, dat zij dat met deze verkavelen ten overstaan van de rentmeester Jan Hendriksz.
Ambocht in Walcherena.
In het primaire register A volgt deze oorkonde, waarvan in de datering de dagtekening is weggelaten, op twee door dezelfde hand geschreven registraties van eveneens te Goes uitgevaardigde oorkonden d.d. 14 december 1325 (nrs. ZE 363 en 364). De tweede van deze betreft bovendien een vrijwel gelijkluidend grafelijk mandaat, en wel aan de ambachtsheren van Zuid-Beveland en ten gunste van heer Simon de bastaard. De onderhavige oorkonde zal op dezelfde dag of zeer kort ervoor of erna zijn uitgevaardigd.
Wi Willemb grave etc. ombieden allen onsen mannen die ambocht ghemene hebben in Walchrenc ende ind Zuitbevelande met Boudijn van Baers dorpf, dat zi jeghens hem hair ambocht kavelen ende delen voir Jan Henrixg sone onsen rentemeester; ende zoe wat zi voir hem kavelen ende delen dat zullen wi vaste ende ghestade houden ghelike oft voir ons zelven ware.
In oirkonde etc. Ghegheven toiterh Ghoysi int jaer ons Herenj Mo CCCo vive ende twintich.
Per dominum comitem, dominumk Symonl bastart etm Mathiam.