Graaf Willem III herroept zijn opdracht aan dijkgraaf Loper Jansz. tot inbeslagname van de landen van Costijn zoon van Jacob (Pietersz.), die beschuldigd was van het stelen van schapen, aangezien diens broer Waddin zich met lijf en goed garant had gesteld dat hij Costijn in verband met dat misdrijf in de vierschaar van Beoosten Schelde zou brengen.
Florens van Haemsteden.
In de marge, door andere hand: Exspiravit.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Wi Willaema grave van Heynnegouwenb etc. maken cond allen ludenc. Want Florens van Haemsteded, onsen neve ende ghetrouwen knape, zekerhede ghenomen heeft van Waddijne Jacob Pieters soens sone op sijn lijf ende op sijn goed dat hi Costijn Jacobs sone sinen broeder voir ons ter vierscaren Beoistersceltf te rechte brenghen zal van zulker broeke als men hem ane thietg van den scapen die hi ghenomen soude hebben, zo ombieden wi u Loperh Jans sone onsen dijcgrave dat ghi alsulc land alse Costijns was voirseyt, dair wi u bevoleni hadden u hant ane teslane van onsen weghen, u hant dair ofj doet ende Costijn voirnoemd des lands ghebruken laet; des en laet niet.
Ghegheven in Middelburchk op den Witten donresdach int jaer ons Heren M CCC zes ende twintich.
Per Egidium f. Balduwinil et Willelmumm f. Iohannisn.