Graaf Willem III doet uitspraak in een geschil tussen enerzijds de vrouwe van Veere, weduwe van heer Wolfert (van Borsele), en anderzijds heer Gerard van Heemskerk voor de vrouwe van Wissenkerke, over de goederen van heer Jan Mulard, waarover hij al eerder uitspraak had gedaan; hij stelt zich borg voor de financiële naleving van dit zeggen.
Onder de tekst, door andere hand: Concordatus est.
Seggen vander vrouwen vander Veer ende her Gerijt van Heemskerke.
Onder de tekst, door andere hand: Concordatus.
Deze oorkonde staat in de registers Zeeland twee maal eerder afgeschreven; zie nrs. ZE 7 en 47, in de laatstgenoemde met een dienstaantekening. De editie van de tekst staat onder nr. 7, met de varianten uit het onderhavige nr. 467 geannoteerd met de siglen E en F, voor resp. AGH 304 en 303. – In de kopnoot van nr. ZE 7 eveneens een opmerking over de problematische datering van deze oorkonde.