Simon Hugo Linnenz. draagt graaf (Willem III) ten behoeve van Nicolaas van den Broek 5 gemet tienden in het moer op; de oorkonde wordt meebezegeld door heer Pieter van Emelisse, Jan de Bliec en Hendrik zoon van Willem Hugen Bastz.
Symon Hugen a Lynnen z.
Deze oorkonde is gegeven op 'Goede vrijdag 1328'; gezien de plaats in het primaire register A, temidden van oorkonden uit maart-april 1328, kan hij niet uit 1329 stammen. Aangezien bij toepassing van de paasstijl het jaartal wisselde op Goede vrijdag, omstreeks de middag (Strubbe-Voet, Chronologie van de Middeleeuwen, p. 56), is de akte ofwel uitgevaardigd ná de middag met gebruik van die paasstijl, ofwel vóór de middag naar een winterstijl. Zie de Inleiding.
Vgl. nr. ZE 479.
Het zi cond allen goeden luden dat ic, Symon Hughe Linnen sone, op ghedraghen hebbe onsen lieven here den grave vijf ghemete tiendenb die mi ane comen zijn van minen vaeder ende van minen broeder, ligghende op dienc moer, tote Claysd behoef van diene Broeke.
In kennesse der wairheyde zoe hebbe ic desen brief open bezegheldf met minen zeghel. Vort soe hebbe ic ghebeden heren Pietereg van Emellisseh, Janne dieni Bliec ende Henricj Willaemsk sone Hughen Bast zone dat si dit zeghelen met horenl zeghelen. Ende wi Pieter, Jan ende Henricm omme bede willen Symons voirs. soe hebben wi desen brief bezegheld met onsen zeghelen. Ghegheven int jair ons Heren alsmen scrivet Mo CCCo acht ende twintich op dien Goeden vriendacho.
Ista littera p estq sub Enghelbertor.