Hendrik van Everingen, ridder, die de kerk van Everingen heeft begeven aan heer Jacob de Koning, priester, verzoekt graaf (Willem III) om de aartsdiaken te schrijven met het verzoek heer Jacob in de kerk te installeren.
Henric van Everinghe.
Gezien de positie in het register, tussen oorkonden uit april 1331, is het onwaarschijnlijk dat in de onderstaande oorkonde de paasstijl zou zijn toegepast, waarmee deze uit het jaar 1332 zou dateren; vermoedelijk is de jaardagstijl gehanteerd. Zie de Inleiding.
Ic Heynrica van Everingheb, ridder, doe te weten allen den ghenen etc. dat ic hebbe die kerke van Everinghe, die nu open es bi der doit ser Pieters die hachtarstc rectoer was ter selver kerken, die behoirt tonser ghifften, hebben ghecoren teserd kerken ende e ghef se enen wisen persoen ende waerachtighen den hair Jacob den Coninc, priester, purliken om Gode; ende bidde over hem onsen lieven here den grave van Hollandf dat ghi lieve here desen persoen jonstich wilt zijn der collatie van deser kerken ende over scriven wilt doen an den archidyaken om sine cure ende institucien als dair toe hoirt.
In kennessen etc. int jaer ons Heren g ende eenendortich up sente Achten dach.