Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345

Wouter Vilain verklaart dat hem zijn deel van de moedzoen in verband met de dood van zijn oom heer Wolfert van Borsele is betaald, dat hij zijn deel van de maagzoen van zijn verwanten zal ontvangen, en dat graaf (Willem III) hem ook heeft begunstigd, zodat hij de daders en helpers van de doodslag en hun erfgenamen en verwanten daarop nooit meer zal aanspreken.

Vgl. nr. ZE 588.

Allen den ghenen die desen brief zullen zien of horen lesen^a makic cond Wouter Vilayn^b dat ic ontfaen hebbe te moetsoenen te minen deele van tsheren Wolfarts^c doet van Berselen^d mijns oems XXX lb. Tornoyse^e, ende mijn deel van der maechsoenen es ghecomen onder mine maghe dierre mi of voldoen sullen, ende mijn here die grave van Hennegouwen^f ende van Holland^g heeft mi alzoe vele goids ghedaen; wair bi dat ic mi van der zoene van mijns oems doet voirs. ende van alre broeke ende misdaet die dair ter stede ghesciede mi wel ghepaijet houde, ende scelde dair of quite die handadighe^h ende alle die mit hem waren an vaerde ende an velde ende hore arfnamen ende hore maghe voir mi ende voir die mine, ewelike durende.

In orkonden etc. Ghegheven des sondaechs voir sente Marien Maddalenenⁱ dach int jaer ons Heren M° CCC° XXXI°.