Broeder Nicolaas, broeder Wouter en deken Willem geven vidimus van een oorkonde d.d. 1282 november 18 waarin Wolfert van Borsele en zijn echtgenote Sibille verscheidene goederen, ondermeer in Veere en Zandenburg, opdragen aan gravin Beatrijs van Holland, waarop zij Wolfert met deze goederen beleent naar Hollands recht en de wijze van vererving ervan regelt; graaf Floris V bekrachtigt de overeenkomst.
Boven de tekst de geradeerde aanhef van een oorkonde, gezien het nog leesbare eveneens beginnend met Ic Wolfaert van, gevolgd door enkele onleesbare woorden.
Wolffairt van Bersselen.
Dit vidimus lijkt niet volledig te zijn afgeschreven in het register AGH 304: vermoedelijk ontbreken aan het begin van de tekst de intitulatio van de oorkonders broeder Nicolaas, broeder Wouter en deken Willem, en de standaardmededeling dat zij de volgende oorkonde hebben gezien. Op het einde heeft de kopiist de slotformule waarin zij opnieuw optreden wel overgeschreven, maar deze vervolgens doorgestreept. De vervaardiger van het afschrift in AGH 303, die werkte met 304 als legger, heeft de eerste woorden van die slotformule gekopieerd, maar is ermee opgehouden waarna dat fragment is geradeerd.
Overigens is het de uitgever van de gevidimeerde oorkonde in OHZ IV ontgaan dat het afschrift in AGH 304 inderdaad een (onvolledig) vidimus is.
Bij de bovenstaande datering is uitgegaan van de veronderstelling dat een winterstijl is gebruikt. Mocht evenwel toch de boodschaps- of paasstijl zijn toegepast, dan is het vidimus uitgevaardigd op 1310 april 13.
Na de tekst van de oorkonde d.d. 1282 november 18 (Zie de editie in OHZ):
a Ende omme broeder Nyclais, broeder Wouter ende Willem deken voirs. dese dinghen ghesien hebben ende kennen, zoe hebben wi desen brief besegheltb met onsen zeghele uythanghendec.
Welken cherter wi saghen int jaer ons Heerend Mo CCCo ende neghene des maendaechs naest volghendee Palmedaghe; ende op desen selven dach was dese brief ghegheven.