Graaf Willem III maakt in het bijzonder de ambachtsheren van Zuid-Beveland bekend dat hij de monniken van Ter Doest en hun goederen gelegen in zijn land in zijn bescherming neemt, en dat hij degenen die daarop inbreuk maken zelf zal berechten.
Die abt vander Does.
Wi Willema grave van Heynnegouwenb, van Hollandc etc. maken cond etc. ende sonderlanghe den heren van Zuytbevelandd dat wi die moenckee vander Doys ende al hoir goed dat leghet binnen onsen lande hebben ghenomen in onse bescermenisse, ende en willen niet ende verbieden datse yement moye boven hoirre privilegien die sie van ons of van anderen heren hebben, noch in te daghene noch in te pandene, ten sie bi den rechte van onsen lande; ende wair dat sake datse yemant hier boven moyen wilde, dat houden wi tef onswairds ende willer selve segghen of segghen te elkerlike rechte. Dit sal gheduren toit onsen wedersegghen.
Ghegheven te Caynot int jair ons Heren M CCC XXXII° up sente Symons ende sente Juden dach der apostolen.