Graaf Willem III geeft Muloc Zuderhoeksz. toestemming om overal in zijn land Hendrik Bartonsz. te arresteren en diens goederen in beslag te nemen, die hem heeft benadeeld door met zijn zel en legschat te vluchten uit een moerdijk in het land van Voorne naar Steenbergen; hij geeft al zijn baljuws en schouten in Zeeland opdracht Muloc daarbij behulpzaam te zijn.
Mulocke Zuderhoex z.
Een streep door het begin van de tekst.
Uit de in B kennelijk verhaspelde schrijfwijze Zuderhoefx valt niet op te maken of Muloc de zoon was van een persoon genaamd Zuderhoek (de interpretatie in B) of Zuderhoeft.
Willema graveb etc. maken cond etc. Want wi verstaen dat Henricc Bertonsd f.e ontvaren es Mulocke Zuderhoefxf f.g mid sinen selle ende mid sinen lecscatte uut eenen mordike legghende int land van Vorneh, ende es te Stienbergheni ghevaren omme Mulocke tsine tontfiersene, war omme wi orlof gheven Mulocke vors. dar hi Henricj Bertonsk f.l vornoemd ende sijn goed, zo wair hijt vind in onsen lande, mid den rechte becomeren moghe; ende ombieden allen onsen bailiuwen ende scouteten van Zeellandm dat si Mulocke helpen dat hi recht ghecrighe van Henrike, soe war hi jof sin goid in horen bailiuwescipen of ambochten becomert wort, ende des niet en laten.
Ghegheven in den Haghe des donresdaghes na sente Matheus dach int jair ons Heren M° CCC° XXXIII°.