Graaf Willem III schenkt Gerard Alewijnsz., die van hem het zestiende deel houdt van het land en ambacht van Zwijndrecht en die dat met zijn vrienden heeft bedijkt, het recht dat ambacht te vererven op een van zijn wettige kinderen, waarbij de jongere zoon voor de oudere dochter gaat, en vervolgens als recht leen, en dat wanneer het ambacht weer aan de grafelijkheid toevalt de naaste verwanten elke hevene ervan binnen een jaar mogen lossen.
Gerijt Aelwijns z.
De bovenstaande datering is gebaseerd op de veronderstelling dat de paasstijl is toegepast. Zie de Inleiding.
Wi Willaema graveb van Heynnegouwenc, van Holland, van Zeland ende here van Vrieslandd maken cont allen ludene dat Gheretf Alewijns sone van ons ghenomen heeft een sestiendendeel van den lande ende van den ambochte van Zwindrechtg te dikene in alle dien rechte dat die ander diken; ende want hi dat sestiendendeel med sinen vrienden med suaren coste ghediket hevet, soe hebben wi om Gode ende om menighen trouwen dienst dien hi ons ghedayn hevet ende noch doen sal sulke gratie ende ghenade ghedaen dat dit ambocht van denh sestiendendeele voirscreven na sijnre doet niet ane ons versterven en sal also langhe als eenich van sinen wittachtighen kinderen levet, est sone est dochter, ende immer up een hoeft te comen ende up den jongheren sone voir die ouder dochter, ende dair tenden ten rechten leene; ende soe wilke tijd dit ambocht verstervet, dat die ouste ende die naiste erfname elke hevene van desen ambochte voirseit binnen den eersten jare lossen moeghe jeghens ons of onse nacomelinghe om twintich pond zuarter Tornoysei, maer immer die jongher manhoeft voir touder wijfhoeft dair si beide even na sien.
In orconde desen brieve bezeghelt med onsen zeghelj. Ghegheven tot Valenchijnk des woensdaghes na Half vasten int jair ons Heren dusent drie hondert drie ende dortich.