Graaf Willem III neemt een schuld op zich van 43 pond Hollands, rustend op het land Deifel bij de Riederwaard, en verbiedt zijn rentmeesters en boden deze schuld op te eisen, ook niet met de schuldbrief ter zake van de schepenen van Dordrecht.
Noch vander Eyffle.
In de oorkonde worden de begunstigde houders van de schuld niet genoemd, maar zij zullen wel dezelfden zijn als degenen die enkele dagen eerder het door hen bedijkte land Deifel van de graaf in erfpacht kregen: heer Hugo heer van Zottegem, burggraaf van Gent, heer Jan van der Dussen, ridder, Aper uter Mijl, Jan van Almonde en Engebrecht van Wychnich (zie het voorafgaande nr. ZH 36).
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Wi Willaema grave etc. maken kont allen luden dat wi ene scout ane ons ghenomen hebben vanb XLIII lb. Hollandsc die har Jan van der Dussen onsen rentemeester van Zuuthollandd ghelovede toete ere tijt die gheleden es, daer brieve of sien van scepene van Dordrechtf, welke scout roerde van enen lande dat ghenoemt es die Heyffele, dat ghediket es an Rieddarwaerdg; waer bi dat wi willen ende verbiedenh allen rentemeesteren ende allen boden van onsen weghen dese voers. scout te mane of mitten voers. scepenen brieve van Dordrechti te werken, et ten ware dat wi te rade worden dat wijt selve vermanen wouden.
In orkonde desen brievej etc. Ghegheven op sinte Niclaysk avond int jaer van XIXo.
Per predictosl.