Lijst van de lenen die wijlen heer (Nicolaas) van Putten hield van de graaf, en die nu door zijn dochter (Beatrijs) worden gehouden.
Die heerescippe van Putthen.
In de marge, door andere hand: Putte, en eronder een kruis. – Onder in de marge, door een derde hand: Concordatus. – Daaronder, door een vierde hand: Nota. Item idem prescriptum habetur in libro o p vo (blijkbaar een verwijzing naar een ander afschrift).
Verclaringe van der paelsceydinge van den lande van Putte.
Onder de tekst in de marge, door een andere hand: Concordatus.
Deze opsomming van de Puttense lenen van de graaf van Holland is ongedateerd. Als termini van de vervaardiging zijn te beschouwen het overlijden van heer Nicolaas van Putten op 23 oktober 1311, en de inschrijving van de tekst in het verloren register A, vermoedelijk in april-mei 1320 (zie de voorafgaande en volgende nrs. ZH 45, 47 en 51). In zijn eerste editie van dit stuk (naar 'Les Chartres des Comtes d'Holl. &c. van de L.K. pag. 35. versa & 36. & 37.') vermeldt Frans van Mieris evenwel de precieze datum waarop de notitie in de kapel te Den Haag was overhandigd aan de graaf: Op den dors van desen brief stondt ghescreven: Daer desen brief ghegeven was mynen heere den graeve daer waren over myns heeren manne, myn heere Jan van Henegouwen, heere van Beaumont, die heere van Vorne, die heere van Brederoode, die burggrave van Leyden, heer Jan die Molnaer, heer Jan van Duvenvorde, heer Jan van den Sile, heer Florens van Boichorst, heer Philips van Zanthorst, heer Gillis van Besyn, ridders, Rengh. Moenkenssone ende Willem Bartensone, Pieter van Leyden, Jan Cauff, Jan Lame Lievensone ende Willem Borre, poorters van Ziericxzee, ende Philips van Casteil. Ghegeven in die capelle in die Haeghe in 't jaer ons Heeren duusent dryhondert ende twaelve des woensdags voor Midvastene. Blijkbaar is getracht via deze dorsale aantekening dit stuk, dat geen diplomatische kenmerken vertoont en niet als een oorkonde beschouwd kon worden, wat meer gewicht te geven door vermelding van dag en plaats van overhandiging en van de daarbij aanwezige leenmannen van de graaf.
Voor de bovenstaande datering is gebruik van de paasstijl verondersteld, die zowel door de grafelijkheid als door de heren van Putten werd gehanteerd (zie de Inleiding; over de jaarstijl van de heren van Putten: Van der Gouw, Ring van Putten, p. 5).
De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.
Dit es die herscepie die mijn here van Putthea, daer God die ziele of hebben moete, zeyde dat hib vric hilt van enen vermoghenden prinche mijn here den grave van Hollandd, ende die mijn vrouwe sijn dochter voert van hem houden zal vri, die wilke herscipiee leghet tuschen desen palen die hier na ghescreven staen, dat es te wetene Bodemarf ortg te halven diepen; item Tille op tot in Graven zeeh, in Graven zeei up tote den Oestmoer; item tuschen die Viere Hornessenj ende den Oestmoer tote Zandshofdek toe; item van Zandshofdel te halven diepe tote Abbenbroukem up Widele; item van Abbenbroeken te halven diepe tote Bornisseno; item van open Bornissen tote den ghesceyde van Yselmonde up vierdalf vademe diepp; item van Yselmonde op ghaende toten ghesceyde van Barendrechtq, van Kernissenr, van Paindrechts ende van Roedent, ende voerd tote Heynkijns ordeu in de Maezev voer Putthew, ende voerd die Maesex tote Strieney toez, ende voerd de Striene up te halven diepen totea' Bodemaer ortb' toe; ute ghenomen die Gheestc' ende datter toe hoerdd' die ter herscepie van Striene toe hoerd, ende ute ghenomen den laghene' ban van Baeroutsf' moer, die men hout van den here van Vorne. Voird soe hilt mijn here van Putthe voernoemd vri van mijn here den grave voirseyd de visscherien binnen desen voerseyden palen legghende in dese voerghenoemde diepen; item tBrederec ende die visscherie daer in; item tgheleyde van Strienemonde ende van Gheervliet; item XX lb. sjaers uter tolneg' van Strienemonde, enen groten Tornoyseh' voer VII½ d.; item L lb. Hollandsi' sjaers uter voerseyder tolne van Strienemonde; item tambocht van Scoenrelo; item tambocht van der Wede van der halver Mazej' up ghaende an den here van Breda, tuschen der herscepie van Strienek' ende Gherardsl' ambocht van Wieldrechtm'. Voerd so hilt mijn here van Putte van mijn here den grave voernoemt tambocht van Dubbelmonde also alst Jan van Almsvoete hilt van hem; item tambocht van Driemilenn'.
- Nicolaas heer van Putten
- Beatrijs vrouwe van Putten
- graaf Willem III
- Holland
- Bodemaaroord
- Tille
- 's-Gravenzee
- Oostmoer
- Vier Hornessen
- Zandhoofd
- Abbenbroek
- Widele
- Bornisse
- IJsselmonde
- Barendrecht
- Carnisse
- Pendrecht
- Rhoon
- Heinenoord
- Maas
- Putten
- Strijen
- de Geest
- Berwoutsmoer
- heer van Voorne
- Brederak
- Strienemonde
- Geervliet
- ambacht Schoonderloo
- ambacht van de Wede
- heer van Breda
- Gerard van Wieldrecht
- ambacht Dubbelmonde
- Jan van Almsvoet
- ambacht Drimmelen
- heer Jan van Henegouwen heer van Beaumont
- heer van Brederode
- burggraaf van Leiden
- heer Jan de Molenaar
- heer Jan van Duivenvoorde
- heer Jan van den Zijl
- heer Floris van Boekhorst
- heer Filips van Zandhorst
- heer Gilllis van Besijn
- Renger Moenkensz.
- Willem Baartenz.
- Pieter van Leiden
- Jan Cauff, poorter van Zierikzee
- Jan Lam Lievenz., poorter van Zierikzee
- Willem Borre, poorter van Zierikzee
- Filips van Chastel
- Den Haag