Graaf Willem III beleent heer Dirk heer van Herlaar, die te ziek is om hem in persoon te bezoeken, met de goederen die deze ook al van zijn voorgangers in leen had, te weten een jaarrente van 18 pond Hollands uit de tol van Dordrecht alsook tienden bij Oud-Giessen.
Heren Diederic here van Harler.
De tekst is doorgestreept.
Vgl. nr. ZH 294.
Later in de registers Zuidholland staat deze oorkonde nogmaals afgeschreven; zie nr. ZH 295. In de annotatie van de onderstaande tekst verwijzen de siglen A' en B' naar die latere afschriften onder nr. ZH 295. Vgl. voorts nr. ZH 276.
Voor de datering van deze oorkonde is met zekerheid de paasstijl gehanteerd: in januari 1304 was Willem nog geen graaf. Zie de Inleiding.
Wi Willaema grave b etc. maken cont allen luden c dat wi enen edelen manned onsen ghetrouwen heren Diederice here van Haerlerf verlien alsulc goet als hi van onsen ouderen te leene hilt ende van ons sculdich esg te houden, alse achtien pond Hollandsh tsjaersi in onse tollenj te Dordrechtk ende een stuc tienden ligghende ane l Houtghiesenem dat gheheten es die Tiende van Haerlaern, om dat hi nu te desen tideno so cranc is van siecheden dat hi ons niet soeken p mochte.
In orkonde desen brieve bezeghelt met onsen zegheleq. Ghegheven int jaerr ons Heren Mo CCCo ende viere, des sonnendaghes na Dertiendendach te Dordrechts.
Per dominum comitem et commune consiliumt.u