Graaf Willem III verklaart dat Jan Westfaling junior met zijn toestemming diens echtgenote Beatrijs Hendriksdr. van Heeswijk als lijftocht de buitendijkse landen en vervallen dijken in het ambacht van Gijsbrecht Bot heeft geschonken, welke Jan van hem in leen houdt.
Jan Westvaling; Beatrijs Heinricx dochter lijfftoch.
Een streep door het begin van de tekst.
Wi Willaema grave etc. maken cond allen luden dat jonghe Jan Westvalincb met onser hand ghemaect hevet Beatricen Heynrix dochter van Heeswijc, sine wive, toit horer lijftochte alle die uytlande ende alle die vervalle dike die gheleghen sien in Ghisebrechts des Bots ambochten, alsec groet ende alsed cliene alse hise van ons hout te liene; in wilker lijftochte voirscrevene wi gheloven joncfrouwe Beatrisenf voirs. te houden als wi sculdich sien te doen na sede ende custume van onsen lande.
In orkonde etc. Ghegheven te Sinte Gherden bergheg op sinte Marcush dach int jaer ons Heren M CCC zeven ende twintich.
Per dominum comitem et Willaemi camerlinc.