Graaf Willem III geeft zijn schoonzoon graaf (Willem) van Gulik toestemming een bode de renten te laten innen die hij hem heeft geschonken in Tieselenswaard en elders in Zuidholland.
In de marge, door andere hand: Concordatus.
Een rentmeester in Thiselijns waird.
Het begin van de tekst is doorgestreept. – In de benedenmarge, door andere hand: Concordatus.
De diverse kopiisten hadden uiteenlopende opvattingen over de vraag of graaf Willem van Gulik nu sone of neve van graaf Willem III genoemd moest worden; zie voetnoot b. Aangezien hij de schoonzoon van Willem III was, lijkt het het meest waarschijnlijk dat de lezing sone de juiste is, en mogelijk ook in het origineel heeft gestaan. – In het Middelnederlandsch woordenboek wordt de betekenis 'schoonzoon' aan sone noch aan neve toegekend.
In de datering van het stuk las de kopiist van B in A blijkbaar sente Burens dach (zie voetnoot h), dat hij niet-begrijpend weergaf als sente Barens dach; Muller corrigeerde dit weer tot S. Baven dagh. Ongetwijfeld moet in A, gezien de omringende oorkonden d.d. 5 en 6 augustus (nrs. ZH 333 en 335), sente Lourens dach worden gelezen, leidend tot de datering 6 augustus.
Cf. nr. ZH 335.
Wi Willaema grave etc. maken cond etc. dat wi dien bode die een eedel man onse lieve soneb die grave van Ghulijc setten zal sinen renten tinnen in Tiesselijns wairtc ende elwair in Zuythollandd, die wi hem ghegheven hebben dair ende bewijst e hebben, machtf gheveng mit desen brieve die renten in te panden ghelijc dat ons zelves boden onse renten van ons zelves weghen in panden zullen of aldair in ghepand hebben.
In oirkonde etc. Ghegheven tote Woudrichem des zonnendaghes voir sente Lourensh dach int jaer ons Heren M CCC neghen ende twintich.
Per dominum Willelmumi de Duvenvoirde, Ihoannemj herenk Gillijsl f.m et alios.