Graaf Willem III verleent de leenmannen en inwoners van Zwijndrecht, omdat hun kosten van de bedijking veel hoger zijn uitgevallen dan geraamd, de gunst dat zij ter plaatse geen veergeld hoeven te betalen, maar dat in plaats daarvan het gemene land van Zwijndrecht twee maal per jaar een vast bedrag van 40 schellingen Hollands zal afdragen.
Zwindrecht.
Zuindrecht.
Wi Willema grave van Heynnegouwenb etc. maken cond etc. dat wi in den voirwairden over een ghedraghen sien met onsen mannen van Zwijndrechtc, doe wi hem Zwijndrecht eerst uytgaven te dijcken, dat die veren onse wesen souden; ende want hoir dijc vele langher ghevallen es ende vele costeliker dan wi vermoeden doe sijt eerst namen te dijcken, ende sier menighen zwaren airbeit meer in ghedaen hebben dan si vermoet hadden, zoe hebben wi hem te gratien ghedaen dat al theerscip van Zwijndrecht ende al die ghemeente die in Zwijndrecht wonen sullen tend veren van Zwijndrecht vry over varen sullen sonder veerscate te gheven, ende hier of sal ons dat ghemeene land van Zwijndrecht jairlix gheven viertich scellinghe Hollandsf, te betalen alle jare die eene helft te Kersavondeg ende die ander helft te meye. Dit sal gheduren toit onsen wedersegghen.
Ghegheven toit Senteh Gheerden berghe des sonnendaghes na onser Vrouwen dach te midden oychste int jair ons Heren M CCC twee ende dortich.