Graaf Willem III kent zijn arts meester Bliec voor de duur van diens leven een jaarrente toe van 40 pond Hollands, uit te keren door de rentmeester van Zuidholland.
Meester Bliec ficisien.
Door de tekst zijn twee diagonale strepen getrokken.
Gezien de in het register omringende teksten is deze oorkonde, waarin de datering ontbreekt, waarschijnlijk in het najaar van 1332 uitgevaardigd.
Wi Willema grave etc. maken cond etc. dat wi omme trouwen dienst die meester Bliec onse ficisien ons ghedaen heeft ende noch doen sal, hem ghegheven hebben ende gheven mid desen jeghenwoirdighen brieve XL lb. Hollandsb sjairs, die wilke wi hem bewisen jairlix in tenemen ane onsen rentemeester van Zuythollandc, die eene helft binnen Beloken Paischen ende die ander helft te Bamissed. Wair omme wi ombieden ende ghebieden onsen rentemeester van Zuythollande voirs. die nu is jof hier namails wesen sal dat hi alle jare betale ende uytreeke van onsen weghen meester Blieke voirs. jof sinen ghewairden bode also langhe als meester Bliec levet ten terminen voirscreven dese XL lb. Hollandsf voirnoemd, sonder eenich meerg ghebod van ons dair of h te hebben, ende dair of nemei lettere van quitantie van meyster Blieke voirs. voir ons mede te rekenen; ende van also vele als si meester Blieke voirs. betalen sullen van desen renten voirscreven, zoe sullen wi hem quiten in hoirre eerster rekeninghen mit meester Bliex brief voirnoemd.
In orkonde etc.