Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (1814-1861)
In het bestand zijn de volgende functies opgenomen:Toelichting:
Institutionele toelichting Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (1814-1861)
Naam:
Gedeputeerde Staten van Holland (zuidelijk gedeelte); na de splitsing van de provincie Holland in 1840 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
Datum oprichting:
Het college werd op 29 september 1814 geïnstalleerd.
Vestigingsplaats:
's-Gravenhage.
Zetelaantal:
1814-1825: 9.
1825-1850: 7.
Sedert 1850: 6.
Zetelverdeling:
1814-1825: ridderschap 1-2, steden 4-5, landelijke stand 3. In Holland (zuidelijk gedeelte) werd één lid van Gedeputeerde Staten eerst tot 1819 voor drie jaar uit de ridderschap gekozen en daarna tot 1822 voor drie jaar uit de stedelijke stand, en zo verder bij afwisseling.
1825-1850: ridderschap 1, steden 3, landelijke stand 2, en 1 naar welgevallen uit een der standen.
Zittingstermijn:
1814-1825: drie jaar.
1825-1850: zes jaar.
Sedert 1850: zes jaar.
Rooster van aftreden:
1814-1825: jaarlijks trad een derde deel van de leden af, tegelijk met de leden van de Staten.
1825-1850: om de twee jaar trad een derde deel van de leden af, tegelijk met de leden van de Staten. Als overgangsregeling gold dat wie in 1825 was gekozen vier jaar lid was en wie in 1826 was gekozen vijf jaar. Daarna trad de volledige termijn van zes jaar in werking. Omdat het aantal gedeputeerden van negen naar zeven ging werd van de drie openvallende plaatsen in 1825 er slechts een vervuld.
Sedert 1850: om de drie jaar trad de helft van de leden af, op de eerste dinsdag van juli. Verkiezingen na buitengewone vacatures vonden plaats binnen twee maanden na het ontstaan ervan.
Voor de gehele periode 1817-1861 volgde de systematiek van het rooster van aftreden bij buitengewone vacatures de zetel, niet de persoon, die derhalve geen volle termijn kreeg.
Benoeming/verkiezing:
De eerste bezetting werd door de souvereine vorst benoemd (op voordracht van de gouverneur). Ook in de jaren daarna benoemde de souvereine vorst/koning in geval van vacature. Vanaf 1817 werden de leden van het college van Gedeputeerde Staten door en uit de Staten van Holland gekozen. De leden werden gekozen door (maar niet per se uit) de standen naar evenredigheid van hun getal. Na de splitsing van Holland in 1840 werden de leden door en uit de Staten van Zuid-Holland gekozen. De vertegenwoordiging in standen verdween in 1848 uit de grondwet, en daadwerkelijk met de invoering van de Provinciewet in 1850.
Aanvangs- en einddatum in het Repertorium:
De data zijn genomen uit de traktementsregisters van Binnenlandse Zaken.
Bronnen:
NA, Binnenlandse Zaken, traktementsregisters (2.04.25) nrs. 1-12, 73-92 e.v. (benoemings- en ontslagdata).
Naamlijst:
Inventaris van het archief van het Provinciaal Bestuur van Zuid-Holland 1814-1844 (Winschoten 1999) XXXVIII [Zuid-Hollandse gedeputeerden en griffiers].
Literatuur:
Zie bij Provinciale Staten van Holland en Zuid-Holland.
Opmerking:
Wie geen lid der Provinciale Staten meer was, was ook geen lid van Gedeputeerde Staten meer.