Geheime Raad (1531-1578)
In het bestand zijn de volgende functies opgenomen:Toelichting:
Institutionele toelichting Geheime Raad (1531-1578)
Naam:
Geheime Raad.
Datum oprichting:
In de Bourgondisch-Habsburgse periode was de Geheime Raad een in toenemende mate als instelling fungerende kerngroep uit de omvangrijker Hofraad, waaruit de Grote Raad (te Mechelen) was voortgekomen. Op 23 juli 1517 werden bevoegdheid en organisatie voor de eerste maal in een instructie vastgelegd. In de bestuurlijke reorganisatie van Karel V van 1 oktober 1531 kreeg de Geheime Raad de taak de belangrijkste bestuurs- en justitiële zaken stonden te behandelen.
Datum opheffing:
De landvoogd Don Juan vertrok in juli 1577 naar Namen met een gedeelte van de leden van de collaterale raden. De rest bleef in Brussel en werkte met de Staten-Generaal en de landvoogd Matthias. Dezen werden op 1 februari 1578 door de vorst Filips II van hun functie ontheven.
Vestigingsplaats:
De Geheime Raad was ambulant, samen met de landvoogd en de andere collaterale raden, met een vaste vergaderplaats in het koninklijk paleis te Brussel als de landvoogd daar verbleef.
Zetelaantal:
In de ordonnantie van 1531 werd bepaald dat de Geheime Raad een hoofd had, een president, raadsheren, secretarissen en dat de audiëncier een plaats had. De functies van hoofd en president werden sedert 1540 gecombineerd door een hoofd-president. Er was een wisselend aantal van drie tot acht raadsheren, allen doctores of licentiaten in de rechten.
Zittingstermijn:
Het lidmaatschap gold zolang de vorst leefde of zolang het de vorst behaagde. Bij het aantreden van een nieuwe vorst werd het lidmaatschap opnieuw bezien.
Personeel:
Het personeel van de Geheime Raad bestond uit de audiëncier, de controleur van het zegel, de secretaris van State, de gewone secretarissen, klerken, deurwaarders en de kapelaan. De audiëncier was de voornaamste ambtenaar in het secretariaat. De controleur van het zegel en de secretaris van State behoorden veelal tot de gewone secretarissen. Daarvan er meestal tegen de tien.
Benoeming:
Het benoemingsrecht was voorbehouden aan de vorst.
Naamlijsten:
-Bijlage I van M. Baelde, De collaterale raden onder Karel V en Filips II (1531-1578). Bijdrage tot de geschiedenis van de centrale instellingen in de zestiende eeuw (Brussel 1965) 220-226. In bijlage II (227-330) biografische notities [hoofden-presidenten, raadsheren, secretarissen, deurwaarders en kapelaans en de audiëncier].
-Houssiau, Jean, Les secrétaires du Conseil privé sous Charles Quint en Philippe II (c. 1531- c. 1567) (Brussel 1998), met biografische gegevens [secretarissen].
Literatuur:
-Aerts, E., e.a. ed., De centrale overheidsinstellingen van de Habsburgse Nederlanden (2 dln., Brussel 1994) 295-324 (door H. de Schepper).
-Baelde, M., De collaterale raden onder Karel V en Filips II (1531-1578). Bijdrage tot de geschiedenis van de centrale instellingen in de zestiende eeuw (Brussel 1965).
-Gaillard, A., 'L'origine du Grand Conseil et du Conseil Privé', in Compte-rendu des séances de la Commission Royale dHistoire ou Recueil des ses Bulletins 5e serie, deel 6 (1896) 267-324.
-Houssiau, Jean, Les secrétaires du Conseil privé sous Charles Quint en Philippe II (c. 1531- c. 1567) (Brussel 1998).
Opmerkingen: De instructie van de Geheime Raad onderging in de loop der jaren wijzigingen, zoals op 8 maart 1546 en 18 januari 1547.